Toen lichamen nog bergen waren getuigt van een diepgeworteld verlangen naar verbondenheid. Via toegankelijke gedichten reis je – meestal per trein – door het jonge leven van de dichter en ontmoet je diverse zielen: haar vader, die ze in herinneringen meedraagt, geliefden die er soms juist geen waren, onbekende passagiers en een dansende muze.
Begeerte in al haar gedaantes vormt de rode draad doorheen deze bundel. Op de achtergrond waaien de seizoenen voorbij. Ze wisselen elkaar af zoals de hoop en wanhoop in dit debuut.