Overpeinzingen bij het eindige

Warme zorg. Het is een nobele opdracht voor professionelen, mantelzorgers en tal van vrijwilligers. Trees Coucke schreef er met Hoe meester Verbiest Joriske werd een boek over. Haar mijmeringen raken een gevoelige snaar. Toen de auteur in het verlengde daarvan bij me aanklopte voor een boek over de dood werden die intense nabijheid en bijhorende kwetsbaarheden nog scherper gesteld. Al te vaak springen we onhandig en in bedekte termen met dit thema om. Iedereen heeft er een erg persoonlijke kijk op – of bewust net niet – en het is al zeker geen exacte wetenschap. Een boek maken dat in een rechtstreeks duel gaat met zoveel tristesse, durven we dat wel? vroeg ik me af. Trees zocht en zwoegde erop. Het resulteerde in eenvoudige woorden voor moeizame materie.

‘Ben je bang voor de dood?’ is een vraag die mainstream opduikt in interviews. Een zinvol antwoord lijkt me amper in een paragraaf in te blikken. Ooit houdt elk leven op. Het is een van de weinige zekerheden die erbij horen. Hoe en wanneer we heengaan valt niet te voorspellen. De dood zelf is het abrupte feit – sterven het proces dat eraan voorafgaat. Vanuit de gedachte aan de onvermijdelijke eindigheid kan het goed zijn om er toch eens bij stil te staan hoe sterven in het leven past.

Als iemand heengaat zonder afzien, wordt die een schone dood toegemeten. Het staat in schril contrast met een pijnlijke en uitputtende doodstrijd. Een langgerekt sterven kan onderbouwd zijn door het medisch stretchen van de tijd. Niet iedereen die in een afmattende eindelevensfase verkeert wil die nodeloos lang rekken. Hoe ervaar je dat uitdoven als enig comfort ontbreekt of de zin om door te gaan ineens wegvloeit? Wie op jonge leeftijd de dood in de ogen kijkt, zal daar anders mee omgaan dan wie mag terugblikken op een rijkgevuld bestaan. Het leven kan ons plots, onverwacht en onvoorbereid, ontglippen. En wat als we niet meer bewust zijn van wat met ons gebeurt? Niet zelden blijven nabestaanden troosteloos en met heel veel vragen achter.

Vreemd genoeg bereiden we ons materieel zonder enige schroom wél voor op de dood. Successieplanning stuurt erop aan onze nalatenschap bij de juiste mensen te laten terechtkomen. De staatskas wordt daarbij zoveel als mogelijk tot een bescheiden erfgenaam gedevalueerd. Belangrijker is de denkoefening hoe we fysiek en emotioneel het einde van het leven wensen. Die laat ons toe niet geheel onvoorbereid te zijn op onafwendbare complexe momenten. Onze nabije omgeving kan desgevallend handelen in lijn met de bestaande en hoogstpersoonlijke verlangens. Een menselijk-emotionele erfenis zal op die manier het verlies milderen. Liefde en respect houden niet op bij de laatste adem.

Trees Coucke is doorwinterd in de zorg. Stervensbegeleiding is er onlosmakelijk mee verbonden. In Mogen wij nog sterven? deelt ze treffende eigen ervaringen en stelt ze doelgerichte vragen. De antwoorden staan open. Mogelijk vergt het tijd om alles te laten doorsijpelen. Elke lezer kan op zijn of haar manier reflecteren in functie van zichzelf of van geliefden. Om de essentie te bewaken is het boek bewust klein en beperkt in omvang. Onze slotscène vergt geen studie. Het is veeleer de zoektocht naar een modus vivendi. Als we het leven omarmen, sluiten we daarbij ook een bedacht en waardevol afscheid in.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Wij gebruiken cookies om het aantal bezoeken op deze website te meten -- Meer info