Wie dezer dagen de herfstgrillen overmant voor een fiets- of wandeltocht langs landelijke wegen botst wel eens op een jachtpartij. Een colonne auto’s balanceert er tussen het asfalt en een volgelopen gracht. In de merkengalerij vallen een paar bemodderde klassevolle terreinwagens op. De achtergelaten openstaande kennel verraadt de hond die mee in het spel zit. Aan de rand van een akker- of weiland hokt een trosje jagers samen. Sommigen strak in het jagerspak – hoed met pluimpje incluis – anderen houden het wat losser. De hoge rubberlaarzen en een fluo-oranje armband zijn uniform. Enkelen dragen het geplooide geweer aan hun elleboog. Iemand voert expressief het woord. Even later stelt het gezelschap zich doordacht op om uitgelijnd door het landschap te schuiven. Het tafereel heeft een mystieke toets.
Piet Coucke publiceerde bij Bibliodroom twee misdaadromans – Waarvan akte en Pro forma. Hij is een verwoed jager en nodigde me eerder uit om eens mee te stappen. Mijn schutterspensioen ving aan met de laatste goedgemikte treffers op de schietstand van de militaire basis in Duitsland waar ik mijn legerdienst vervulde. Enige schrik en schroom voor de onbekende biotoop maakte dat zijn uitnodiging onbeantwoord uitdeinde. Toen hij me voorstelde een boek te schrijven rond de jacht en het jagerstaaltje was ik zonder meer enthousiast. Op papier ben ik nu eenmaal niet zo’n pantoffelheld. Een interessante inkijk in die veelal onbekende wereld heeft duidelijk z’n nut. Voor een goed begrip is een woordje uitleg bij het sappig Bargoens van de jachtlui wenselijk.
Het heeft voeten in de aarde voor iemand zich een volleerd jager mag noemen. Een streng jachtexamen vergt aardig wat studie. Diersoorten, biologie, veiligheid, wetgeving, techniek, … de opleiding laat geen facet buiten beschouwing. En ook op de praktische proef is er voor de aspirant-jager geen plaats voor missers. Door de hoge normen behoedt het jachtbeleid zich voor losse flodders tussen gedisciplineerde jachtfanaten. Overjaarse para’s en heren met een onstilbare knaldrang worden beleefd doorverwezen naar de schiettent op de dorpskermis. Een uiterst snelle opeenvolging van gedachten beslist immers of de trekker al dan niet overgehaald wordt. Jagers horen onophoudelijk bij de pinken te zijn. Een glansrol is weggelegd voor de schrandere en perfect afgetrainde jachthond. Trouw aan de orders van zijn of haar baasje. Dierenliefde.
Voor een buitenstaander lijkt het of natuuractivisten en jagers er een latrelatie op nahouden. Hun belangen en standpunten zijn de ene keer gelijk opgaand, een andere keer tegenstrijdig. Ieder zijn waarheid. Toch voelt het alsof de ambivalente waarden hen niet beperken in een gestage maar fanatieke dialoog.
Piet maakte met Jagersjargon een inventaris van de kenmerkende woordenschat – keurig ingebed in goedlachse, korte verhalen. De stilist verdwaalt met zwier in de eigentijdse padvinderij die onlosmakelijk met dit thema verbonden is. Voor wie helemaal niet met het wereldje vertrouwd is, schetst het hebbeding wonderwel het gedistingeerde protocol, de broederschap van de gemeenschappelijke hobby, affectie voor de natuur, technische wetenswaardigheden en de weldaad van een fijne buitenactiviteit. De jacht op het boekje is hiermee geopend.