Recent grasduinde ik in de impressies die ik noteerde na mijn eerste lezing van het manuscript in oktober 2016. Die bulken van superlatieven en sluiten af met de prangende mededeling: ‘hier niks mee doen is schuldig verzuim naar de kunst- en literatuurliefhebber’. De voorzichtigheid waarmee Wim het over zijn schrijven had, liet vermoeden dat het hem erg nauw aan het hart lag. Hij had er lang aan gewerkt, klonk het. Steeds meer ontdekte ik zijn haast intieme band met van Gogh. Dat het boek toen niet onmiddellijk gepubliceerd werd heeft alles te maken met de voorstelling Wim speelt na de oorlog die z’n agenda domineerde. Een dergelijk boek uitgeven, dat doe je trouwens niet even snel tussendoor. Toen ik het dit voorjaar herlas, voelde het alsof de tekst was gerijpt op een canvas van olieverf en terpentijn.
Mensen die zich decennialang verdiepen in leven en werk van een artiest worden niet zelden biograaf. Wim overklaste die realiteit door niet de biograaf, maar de romancier van Vincent van Gogh te worden. Wat een gewaagde onderneming. Fictie geeft een verhaal zoveel meer dimensies. Met fantasie ga je erg doordacht om met de vaststaande feiten, maar geef je vrij spel aan setting, emotie en empathie. Beter dan welk genre ook, laat de roman toe om binnen te kijken in de zielenroerselen van de kunstenaar. Stilzwijgend leer je hierdoor de taal van zijn kunst begrijpen.
Al laat de titel dit allerminst vermoeden, het is de schoonheid die dit boek domineert: in denken en leven, in twijfelen, in menselijke relaties, in de natuur, in kunst of in muziek. Net die grootmeester die zo kwistig omsprong met zonlicht, dweepte met de donkerste donkerte van het leven. Fictieve passages waarin licht en kleur vrolijk figureren, lezen zoveel krachtiger dan de vlakke, uitgepuurde geschiedschrijving. Vincent van Gogh is geen derde persoon, maar neemt de hoofdrol op: actief in zijn relaas in Auvers-sur-Oise, passief in het mystieke, eigentijdse verhaal dat het boek doorkruist.
Zoals een artiest of een componist een werk voorzichtig uit laagjes opbouwt, zo schreef Wim zijn roman. Zijn unieke taalrijkdom als kleurenpalet, een verfijnde – nimmer barokke – stijl als voorzichtige, terugkerende penseelveeg. Af en toe wat Hollandse vocabulaire zorgt voor een sierlijke fine fleur. Stilistisch is De Droefheid een authentieke van Gogh: helder, loyaal en opvallend in zijn eenvoud zonder daarbij ooit sober te zijn.
Het coverbeeld van Trui omvat letterlijk en figuurlijk het hele boek en vervolledigt de Chielens-signatuur. Vader, dochter en Vincent van Gogh, met drie in één gedachtengoed, mooier kan het niet. Toen De Standaard der Letteren enkele weken terug in een recensie de stijl van Trui linkte aan die van de vermaarde Nederlandse kunstschilder, leek dit in scène gezet voor dit verhaal. Niks is minder waar, dichter bij de boom kan de appel niet vallen. Het DNA deed simpelweg z’n ding.
Na de belangstelling van het eerste uur blijven de meeste uitgaven ongeveer twee tot vier maand in de boekhandel. Nadien sterven ze een stille dood. Met Bibliodroom ga ik daar anders en atypisch mee om. Een boek kan en mag niet herleid worden tot een snel roterend consumptiegoed. Vanuit die visie ben ik uitermate blij dat de podcast en de causerie van Wim de beleving en het enthousiasme voor de roman zullen blijven aanscherpen.
Ook al blijft de droefheid duren, het is zonder meer de schoonheid die zal blijven hangen.